Wie maakt de dienst uit?
Een Franse les over de weg vooruit: wat we kunnen leren van 10 jaar onderwijsontwikkeling in Franrijk
Sinds 2013 is een grootscheepse onderwijshervorming gaande in Frankrijk. We lezen er in Nederland weinig over, wat jammer is, omdat er veel te leren is voor ons. Juist op het gebied van onderwijsontwikkeling. Juist omdat wij het Franse voorbeeld lijken te volgen. In vijf artikelen neemt Anne Jan van den Dool je mee langs de ontwikkeling in Frankrijk en de lessen die er voor ons te halen zijn. In het tweede artikel lees je de les over New Public Management en centraliseren.
In de afgelopen tien jaar zien we dat het onderwijs in Frankrijk een aantal belangrijke ingrepen heeft gekend:
- Het programma is versmald en meer gefocust op een aantal centrale inhouden;
- Er zijn meer arbeidsplaatsen en daarmee ook meer docenten gekomen;
- De aansturing van het onderwijs is sterk gecentraliseerd;
- Er is een Nationaal Curriculum gekomen;
- De greep van de overheid op de lerarenopleidingen is versterkt en gestandaardiseerd.
In Nederland lijken we afstand te nemen van het New Public Management (NPM) dat we eerder omarmden. NPM is de gedachte dat verantwoordelijkheden zoveel mogelijk lokaal moeten liggen, zodat er maatwerk geleverd kan worden. Het is het denken dat meewoog in onze keuzes om allerlei overheidsdiensten te verzelfstandigen, waardoor banken, openbaar vervoer, energiebedrijven, post- en communicatiebedrijven, ziekenhuizen en ook onderwijsinstellingen niet meer van de overheid zijn. De idylle van kleine, wendbare, efficiënte en effectieve eenheden die tegen lagere kosten hoogwaardiger dienstverlening verzorgen lijkt maar geen realiteit te willen worden.
En dus bewegen we weg van deze gedachte, door meer te centraliseren. De overheid versterkt haar grip op de banken, op de energiebedrijven, op de zorg en ook op het onderwijs. De laatste jaren zien we dat de overheid:
- het inspectiekader voor scholen verder verscherpt;
- zich nadrukkelijk bemoeit met de inhoud door de basisvakken centraal te stellen;
- zich nadrukkelijk bemoeit met de pedagogische en didactische werkwijzen door een lijst met toegestane interventies te publiceren;
- haar inspectiedienst uitbreidt zodat er ook onaangekondigde schoolbezoeken kunnen worden uitgevoerd;
- een eigen adviesorganisatie inricht, met eigen onderwijsadviseurs die scholen (al dan niet verplicht) ondersteunen bij het werken volgens de richtlijnen;
- diverse interventies inzet ter bestrijding van he lerarentekort.
Opvallend is dat er tegelijkertijd een andere trend is waar te nemen, die haaks lijkt te staan op de hiërarchische en gecentraliseerde benadering. Veel scholen werken met Rijnlandse principes, omdat die werkwijze nadrukkelijk aansluit bij hun visie op leren en de bijpassende visie op onderwijs. Daarbij hoort een inhoudelijke verschuiving van onderwijs dat is gericht op selectie naar onderwijs dat is gericht op ontwikkeling. Waar steeds meer scholen formatief gaan werken, lijkt de overheid steeds meer summatief te werken. De botsing van deze (beide evidence based) opvattingen zorgt in toenemende mate voor spanning op en rond de school.
Wat betekenen de ontwikkelingen in Frankrijk mogelijk voor de Nederlandse lerarenopleidingen?
Op basis van de vergelijking met de ontwikkelingen in Frankrijk ligt het daarmee in de lijn der verwachting dat ook in Nederland de lerarenopleiders onderwerp van nieuwe maatregelen zullen worden. Door andersdenkende, meer summatief denkende leraren op te leiden zal die spanning tenslotte weer verminderen.