Leren is een complexe competentie. Hoe kunnen we kennis, vaardigheden en inzicht bij onszelf en onze leerlingen versterken? En hoe zorgen we ervoor dat informatie beklijft? In de workshop ‘Leerstrategieën’ op het congres ‘De kracht van formatief evalueren’ benadrukten 1801-onderwijsadviseurs Hanneke van der Geest en Greetje van Dijk het belang van het aanleren van cognitieve leerstrategieën.
“Waar denk je aan bij het woord ‘leerstrategieën’?”, vraagt Hanneke aan de groep. “De manier waarop je iets aanpakt”, zegt een cursist. “De zelfredzaamheid van de leerling vergroten” en “De volgorde bepalen van wat je doet: waar begin je?”, roepen anderen.
Om te bepalen welke leerstrategieën je inzet, is het belangrijk dat je weet hoe een leerling leert en welke rol de leerstrategieën daarbij spelen. Onderwijswetenschapper John Hattie toonde met een grootschalig onderzoek aan dat het leren van een leerling draait om:
Goed lerende leerlingen denken na over wat ze leren, waarom ze leren en hoe ze leren. Dit kan dankzij metacognitieve vaardigheden. De metacognitie ontwikkelt zich met de leeftijd. Door als leraar metacognitieve vaardigheden aan te reiken, stimuleer je dat leerlingen hun eigen leerproces beter kunnen sturen. Je kunt leerlingen bijvoorbeeld voor, tijdens of na het leerproces laten:
Veel scholen gebruiken de zogenaamde ‘Leerkuil’ van James Nottingham om dit te visualiseren.
Naast metacognitieve vaardigheden spelen ook cognitieve leerstrategieën een belangrijke rol bij het leerproces van leerlingen. Deze stellen de leerling in staat om informatie te onthouden en nieuwe informatie bij bestaande kennis in het geheugen te integreren. De leraar heeft een belangrijke rol bij het stimuleren van eigenaarschap. Leerlingen worden stap voor stap zelfstandiger door ze keuzes te bieden, leerstrategieën te demonstreren en feedback te geven. Dit zijn vijf effectief bewezen leerstrategieën met maximale impact, die je in de klas kunt oefenen:
De jigsaw strategie is een coöperatieve structuur met een hoge impact op leren.
Deze structuur werkt als volgt:
Leerlingen worden in expertgroepen verdeeld, waar ze samen een specifiek leerstofonderdeel bestuderen. In deze expertgroep zorgen ze ervoor dat ze straks in hun basisgroep dit specifieke leerstofonderdeel kunnen uitleggen aan de hand van een samenvatting, overzicht, minilesje, quiz of leergesprek.
Bij leren wordt vooral gedacht en gewerkt aan het zorgen dat informatie de hoofden van onze leerlingen inkomt. Minstens zo belangrijk natuurlijk is dat die informatie er ook weer uitkomt.
‘Retrieval practice’ is een leerstrategie die gericht is op informatie ook uit de hoofden van onze leerlingen krijgen en zo het leren te versterken. Door zeer regelmatig actief informatie terug te roepen wordt het geheugen voor deze informatie versterkt en wordt vergeten verzwakt.
Retrieval practice is een veel onderzochte, aantoonbaar effectieve en eenvoudig uit te voeren manier van leren. Een voorbeeld van een retrieval strategie is ‘braindump’ (‘laat zien wat je weet’ of ‘stop en schrijf’). Het is een eenvoudige, korte activiteit (< 5 minuten) die als volgt werkt:
“Show student what success looks like” (John Hattie). Het analyseren van concrete voorbeelden is efficiënter dan uren naar de juiste oplossing zoeken. Voor beginners wordt het werkgeheugen minder belast dan bij het oplossen van onbekende problemen. Leerlingen steken energie in het doorgronden van de oplossingsstrategie en kunnen zich ontwikkelen van beginner naar expert.
Hoe werkt het? Paul Kirschner beschrijft het als volgt: ‘Zulke voorbeelden zijn uitermate geschikt bij het leren, omdat ons werkgeheugen beperkt is en snel overvol raakt. Omdat leerlingen, bijna per definitie, de concepten en procedures die zij nodig hebben om het probleem op te lossen missen, moeten zij zonder uitgewerkte voorbeelden ‘blind’ zoeken naar de weg van probleem naar oplossing. Bij iedere stap in het proces moeten zij een heleboel dingen tegelijkertijd vasthouden in hun werkgeheugen: hoever ze zijn (Waar ben ik nu? Hoe ver ben ik op weg naar een oplossing?); wat het doel is (Waar moet ik naar toe? Wat is de oplossing?); of zij op de goede weg zijn (Helpt deze stap? Ben ik dichter bij de oplossing?); en hoe ze verder moeten (Wat is de volgende stap? Zou ik het anders kunnen/moeten doen?). Dit belast hun werkgeheugen enorm en belemmert daarmee het opslaan van informatie in het langetermijngeheugen. Met andere woorden, leerlingen zijn heel druk bezig (ze zijn wel ‘engaged’) maar ze leren en onthouden weinig’.
De theorie ‘Dual coding’ (Allan Paivio) maakt gebruik van de kennis over hoe ons geheugen werkt. “Het werkgeheugen bestaat uit twee cognitieve werkruimtes: de een codeert en verwerkt beelden en gebeurtenissen (non-verbale informatie) terwijl de andere dat doet met taal (verbale informatie). Door beide delen van het werkgeheugen aan te spreken, verwerk je het dubbel zo sterk.”
Bied dus nieuwe informatie in woord en in beeld aan, verduidelijk moeilijke begrippen met beeld. Als je tekst gebruikt in een presentatie, lees dan niet voor maar laat leerlingen het eerst lezen en vertel er daarna over, zodat je hun werkgeheugen niet dubbel belast.
Elaboration gaat over het actief verbinden van nieuwe informatie aan eerdere kennis. De leerstrategie Elaboration zorgt voor verbindingen tussen bestaande en nieuwe informatie, waardoor de nieuwe informatie beter opgeslagen wordt én later makkelijker opgeroepen kan worden.
Een van de beste manieren om iets te leren is om leerstof te lezen en jezelf er vragen over stellen, zoals ‘Waarom werkt dit?’ of ‘Wat is de verklaring hiervoor?’. Wie zichzelf leert ‘toetsen’, weet immers of hij de leerstof al goed kent (kennis oproepen) of enkel herkent.
Het werkt vooral bij feitelijke informatie – en dan nog voornamelijk bij onderwerpen waar leerlingen al voldoende voorkennis hebben. Deze voorkennis geeft leerlingen een basis om verklaringen te zoeken.
Heb je een vraag over de inzet van leerstrategieën met maximale impact? Wij helpen je graag! Neem contact met Hanneke van der Geest of Greetje van Dijk op.