Is minder echt beter?

Een Franse les over de weg vooruit: wat we kunnen leren van 10 jaar onderwijsontwikkeling in Franrijk

Sinds 2013 is een grootscheepse onderwijshervorming gaande in Frankrijk. We lezen er in Nederland weinig over, wat jammer is, omdat er veel te leren is voor ons. Juist op het gebied van onderwijsontwikkeling. Juist omdat wij het Franse voorbeeld lijken te volgen. In vijf artikelen neemt Anne Jan van den Dool je mee langs de ontwikkeling in Frankrijk en de lessen die er voor ons te halen zijn. In het derde artikel lees je de les over versmallen en standaardiseren.

In de afgelopen tien jaar zien we dat het onderwijs in Frankrijk een aantal belangrijke ingrepen heeft gekend:

  • Het programma is versmald en meer gefocust op een aantal centrale inhouden;
  • Er zijn meer arbeidsplaatsen en daarmee ook meer docenten gekomen;
  • De aansturing van het onderwijs is sterk gecentraliseerd;
  • Er is een Nationaal Curriculum gekomen;
  • De greep van de overheid op de lerarenopleidingen is versterkt en gestandaardiseerd.

In Frankrijk is radicaal ingezet op versmalling van het aanbod, zodat daardoor verdieping kan ontstaan. Ongetwijfeld is dat een reactie op een fenomeen dat we in Nederland kennen als overladenheid. Een te vol programma zorgt er namelijk voor dat we slechts oppervlakkig leren en dat er van dieper leren of uiteindelijk zelfs van transfer nauwelijks nog sprake is.

In 1823, toen ons onderwijsbestel nog geen 20 jaar oud was, werd overladenheid al als probleem benoemd. Sindsdien herhaalt die klacht zich vrijwel jaarlijks. De reactie is doorgaans dezelfde als die we in Frankrijk zien.

Er wordt een versmalling aangekondigd, waardoor er meer focus op een beperkt aantal lesinhouden komt. Vanaf het moment dat dat wordt voorgesteld worden daar lesinhouden aan toegevoegd, die ook van wezenlijk belang zijn, met doorgaans het resultaat dat het programma voller wordt dan het was. Dat is in ieder geval wat er in Frankrijk gebeurde: de curriculumcommissie richtte zich op burgerschap en de basisvakken, en al snel werd burgerschap gezien als een breed gebied van onderwerpen, waaronder culturele ontwikkeling, persoonlijke ontwikkeling, maatschappijkennis, geschiedenis, talenkennis, kennis van andere landen en culturen en één vreemde moderne taal.

De detaillering in het curriculum werd zelfs zo groot dat het per leerjaar een planning van te behandelen thema’s en onderwerpen voorschreef.

In deze beweging is Frankrijk, zoals gezegd, niet uniek. Dit is wat wij in de geschiedenis ook steeds hebben gedaan. En parallel aan deze Franse ontwikkeling kiest ook ons ministerie ervoor om nadruk te leggen op de basisvakken en burgerschap. En ook in Nederland zien we al dat gezocht wordt naar de invulling van die burgerschap. Want hoort mediawijsheid daar ook niet onder? En het vermogen om te gaan met andersdenkenden om zo polarisatie tegen te gaan?

De les uit Frankrijk en ook uit onze eigen geschiedenis is dat we steeds moeten zoeken naar manieren om de ‘irrelevante belasting te voorkomen of te verminderen en de nuttige belasting te gebruiken om het leren te bevorderen’ (P.R.J. Simons, 2021, van12tot18).

Ga naar de Kennisbank

Heb je een vraag? Neem dan contact met ons op.