4x leuke spelletjes om te oefenen met spelling
Houdt jouw (klein)kind of leerling van spelletjes? En zou het goed zijn als hij of zij extra oefent met spelling? In dit artikel geven we je vier ideeën om samen spelenderwijs met spelling bezig te zijn: thuis, in de klas of tijdens een dyslexiebehandeling.
1. Het spel met de bel
Wie kent het spel met de bel niet? De echte naam van dit populaire spel is Halli Galli. Wist je dat je het belletje ook op andere leuke manieren kunt gebruiken? Zo kun je bijvoorbeeld een spellingcategorie of een spellingregel centraal stellen. Zit de afgesproken regel of categorie in het woord? Sla dan op de bel! Wie als eerste op de bel geslagen heeft, verdient een punt.
Bijvoorbeeld: we oefenen vandaag woorden met de /eu/. Er worden woorden genoemd, zoals buik, deuk, kuur, vuur, spreuk, muis, enzovoort. Hoor je een /eu/ in het woord? Wees er dan snel bij en sla op de bel. Wie heeft er aan het eind de meeste punten?
2. Ren je rot
Stoepkrijt, wie heeft er niet mee gespeeld? Ook hiermee kun je leuke spellingspelletjes doen! Maak verschillende vakken met daarin een letter. Krijt de vakken met een ruime afstand tussen elkaar. Noem een letter en laat de kinderen zo snel mogelijk naar het juiste vak met de bijbehorende letter rennen. Zo kun je de klanktekenkoppeling (het koppelen van de klank aan een letter) op een leuke, speelse manier oefenen.
Tip: gebruik vooral de klanken die de kinderen nog lastig vinden, zoals bijvoorbeeld de b en de d. Kies daarnaast klanken die het kind al kent, om het zelfvertrouwen te stimuleren. Wil je het moeilijker maken? Noteer dan bijvoorbeeld verschillende spellingregels in de vakken van krijt. Na het noemen van een woord moet het kind bedenken welke spellingregel er in het woord verstopt zit. Ren gauw! Wie heeft de spellingregel als eerste ontdekt?
3. De tijd vliegt
Stel een spellingcategorie of -regel centraal. Zoek daar woorden bij. Zo kun je bij de regel van de lange klank aan het einde van de klankgroep (op scholen vaak ook wel de regel van de teken- of klinkerdief genoemd) gebruiken. Print woordkaartjes uit. Zorg dat er veel woorden met de desbetreffende regel in voor komen, zoals sla-pen, gro-te, dra-ken, spe-len, enzovoort. Het kind moet in een afgesproken tijd, bijvoorbeeld één minuut, zoveel mogelijk woordkaartjes van de desbetreffende regel zoeken. Maar let op, de tijd vliegt! Wie vindt de meeste kaartjes?
Tip: Maak ook woordkaartjes met fopwoorden, zoals katten, bakker, stoppen, doeken, duiken, feestneus, rugpijn, enzovoort.
4. Ganzenbord
Wist je dat je ook het ganzenbordspel rondom een spellingcategorie of spellingregel kunt spelen? Bijvoorbeeld rondom de regel van de eind -t en eind -d. Gooi met een dobbelsteen en ga met je pion naar het desbetreffende vakje. Bedenk hoe het woord geschreven moet worden. Je hoort een -t aan het einde van het woord. Maak het woord langer om te horen of je een -t of -d moet schrijven. Heb je het woord goed geschreven, dan mag je een extra stapje vooruit. Wie is er het eerst bij de finish?
Tip: Laat het kind eerst zelf een ganzenbordspel maken (zie het voorbeeld hieronder). Zo is het al bewust bezig met de spellingcategorie of spellingregel voordat het spel begint. Klaar met knutselen? Dan kan het spel gespeeld worden!
Veel speel- en oefenplezier!
Liesan