Het is een hot item in onderwijsland: eigenaarschap. En niet alleen als het over leerlingen gaat. Als onderwijsprofessionals eigenaarschap vertonen, dan voelen ze zich verantwoordelijk voor hun eigen leren en hun eigen proces. Daarvoor is nodig dat ze weten wat ze leren, waarom ze dat leren, waartoe ze leren en wat het geleerde voor ze betekent. Kortom: alles wat je nodig hebt om te kunnen leren. Maar hoe doe je dat? Hoe zorg je ervoor dat iedereen in de school eigenaarschap vertoont? Hoe zet je de mensen uit jouw team aan tot leren?
Waarschijnlijk weet je als leidinggevende in het onderwijs al heel veel over eigenaarschap en leren. Daarom kun je ook open deuren-bingo spelen met het onderstaande lijstje. Wat doe jij al? Hoe goed scoor je?
Het klinkt zo simpel: geef anderen de ruimte om te leren. Op het moment dat je alles bij jezelf houdt, leert er niemand wat. Vraag de ander of hij/zij de verantwoordelijkheid wil nemen rondom een bepaald thema of vraagstuk. Daarbij moet het team of de leraar dan ook de ruimte willen nemen: het moet van twee kanten komen.
Leren is een mooi streven, maar: wat wil je gaan leren? Waar wil je naartoe? Wanneer ben je tevreden en kan de vlag uit? Zorg dat dat duidelijk is en reflecteer daar regelmatig op. Welke stappen zijn er al gezet en wat moet er nog gebeuren om bij de volgende mijlpaal te komen?
Soms is er een specifieke aanleiding of urgentie waarom er geleerd moet worden, bijvoorbeeld omdat kennis ontbreekt of omdat gestelde doelen in het verleden niet behaald zijn. Soms komt leren voort uit een nieuwe of aangescherpte missie en visie. Het is hoe dan ook heel belangrijk dat je samen de waarom en waartoe scherp hebt. Waarom ga je hiermee aan de slag, en waartoe doe je dat?
Eigenlijk weten we dit allemaal wel, maar om te kunnen leren, moet je ook fouten mogen maken. De leeromgeving moet veilig zijn. Daarbij is het belangrijk dat je als leidinggevende voorbeeldgedrag vertoont. Je kunt bijvoorbeeld de faalbokaal in het leven roepen, waarin je aandacht schenkt aan wat er niet goed ging en hoe je dat hebt opgelost.
Je kunt nog zulke goede kaders bedenken: op zichzelf zorgen die er niet voor dat er geleerd wordt. Blijf in gesprek met het team over waar jullie staan, waar je naartoe wilt en wat iedereen nodig heeft om daar te komen. Hoe duidelijker je dat met elkaar bespreekt, hoe meer je leert en ontwikkelt. Dat geldt ook voor jou als leidinggevende. Blijf vragen stellen, en geef niet alleen tips!
Diegene die leert, moet zich willen verbinden aan het doel. Op een moment dat dat niet het geval is, is het leren tot mislukken gedoemd. Als leidinggevende moet je zowel het hoofd als het hart aanspreken van de mensen uit je team. Zij moeten zich met hun hart aan het doel willen verbinden. Snappen waarom het nodig is om naar dat doel toe te werken. Ze moeten zich verantwoordelijk voelen en ook verantwoordelijkheid willen nemen. Dat kun je stimuleren door in gesprekken op die reflectie aan te sturen. Wat kan hij/zij doen om de situatie te verbeteren?
Een manier om de plannen heel concreet te maken, is om te spreken in de ik-vorm. Dan is het meteen duidelijk wie waarmee aan de slag gaat. Je pakt daarmee de verantwoordelijkheid als leidinggevende en stimuleert dat bij je teamleden. Met “Ik ga X doen en Y bellen om het te regelen” toon je veel meer verbinding dan met “We moeten hier echt wat mee doen”.
Jij kunt niet bepalen waar de ander warm voor loopt. Iemand intrinsiek motiveren, is dus heel erg lastig. Maar je kunt wel peilen of het doel aansluit bij de motivatie van jouw teamleden. Is dat niet het geval? Dan is het doel misschien niet passend. Of misschien is het voor jouw team nog te vroeg om hiermee aan de slag te gaan. Je moet al wel bepaalde stappen hebben gezet op het gebied van eigenaarschap voordat je iets kunt overdragen of loslaten.
Het duurt even voor je van punt A bij punt B bent. Deze tussenfase kan lastig zijn. Je zit niet meer in de oude situatie, maar ook nog niet in de nieuwe. Je moet leren hoe je je nieuwe gedrag vorm moet geven, en daar kan veel weerstand bij komen kijken. Als je je er bewust van bent dat je in die fase zit, dan kun je daar samen doorheen en daarin ook elkaar steunen. In deze fase zit de kern van het leren.
Je leert het meeste door te reflecteren op het geleerde. Waar staan we, wat hebben we al gedaan, wat werkte wel, wat niet? Die permanente reflectie is onmisbaar voor leren en eigenaarschap op leren.
Met dank aan Sanne Kokkeler